Hoe het zou moeten horen?

Doven zouden (weer) moeten horen, dromen medici. Een manier om dit te bereiken is om hen cochleair te implanteren. Maar sommige mensen hebben grote argwaan bij de ontwikkeling van dit zogenoemde CI. Ook al geeft dit apparaat geluiden door, een dove blijft doof, vinden zij. En dat geeft ook niet, want doofheid is geen handicap, maar een manier van leven.

Naast de week van de eenzaamheid, was het toevallig ook Wereld Dovendag. Een dag waarop men vooral kon samen-zijn, informatie uitwisselen, sporten enzovoorts. De voertaal? Gebarentaal, meer dan handig.
Wie daar als horende toeschouwer was gaan kijken, had zich mogelijk beperkt gevoeld. Maar in een omgeving waarin iedereen gebarentaal gebruikt, zijn doven alles behalve gehandicapt. Gelukkig tolken gebarentolken twee kanten op, waardoor ook horenden e.e.a. konden volgen!

Iets anders; Stel dat je op het punt staat een kindje te krijgen, en het blijkt doof te zijn: Wil je het dan zo snel mogelijk laten horen, of zou je juist geneigd zijn om zelf zo snel mogelijk gebarentaal te gaan leren? Welke keus je ook maakt; het heeft invloed op hoe welkom het kindje zich voelt: Mag ik wel helemaal zijn zoals ik ben?

Begrijpelijk dat je als ouder denkt vanuit je eigen verticale loyaliteit. De appel hóórt ook niet ver van de boom te vallen. Als horende ouder hoop je dat je kind ook horend is, want daarmee kun je je identificeren. Als het kindje in dat soort opzichten op je lijkt, voelt het misschien nog wel méér verwant.
Maar stel echter dat bij de geboorte blijkt dat je kindje anders is dan jij: chaotisch, autistisch, of homoseksueel. En dat een arts zegt daarvoor een aanpassing voor handen te hebben: “Indien u uw kindje een chip laat implanteren, wordt het wat dat betreft net zoals u zelf!” Wat zou je doen?