Kun je alles zeggen in gebarentaal

Doven en slechthorenden en hun taal

Gebarentaal heeft wel wat weg van geheimtaal. Veel horenden denken dat gebarentaal direct gekoppeld is aan de gesproken taal. Gek genoeg zijn er ook veel mensen die denken dat er één universele gebarentaal op de hele wereld is. Beide vergissingen geven eigenlijk alleen maar aan hoe onbekend gebarentalen zijn bij de meeste mensen.

Door Beppie van den Bogaerde.

Gebarentalen zijn echte talen, met een eigen woordenschat en een eigen grammatica. Ze ontstaan op natuurlijke wijze in gemeenschappen waar veel doven frequent samenkomen. De meeste dovengemeenschappen ervaren de eigen gebarentaal als een sterke component van hun Dove culturele identiteit. (Dove met een hoofdletter, zoals ook Nederlandse culturele identiteit met een hoofdletter wordt geschreven.) Vandaar dat er ook niet één universele gebarentaal is, net zomin als er één gesproken wereldtaal is.

Iconisch

De meeste gebaren zijn arbitrair, net als de meeste woorden in gesproken taal: er is dus geen directe relatie tussen het gebaar en de betekenis van dat gebaar. Net zoals in gesproken taal de klanken van een woord, niets te maken hebben met de betekenis van dat woord. Een tafel heet in het Nederlands tafel maar het had net zo goed een vlurk kunnen heten. Soms is dat anders, bijvoorbeeld in woorden als kukeleku of sissen. Daar zijn de klanken van het woord niet helemaal willekeurig gekozen, maar passen ze bij de bedoelde betekenis, namelijk: ‘het geluid dat een haan of een slang maakt’.

Gebarentalen zijn ook conventioneel, dat houdt in dat de betekenis die gekoppeld wordt aan een gebaar door de tijd heen ingesleten is, precies als bij woorden. Een bepaalde klankcombinatie of een bepaald gebaar heeft dus altijd dezelfde betekenis. Maar anders dan bij woorden in gesproken talen zijn (vooral nieuwe) gebaren soms iconisch (of beeldend). Iconisch betekent dat er een overeenkomst is tussen onze waarneming van de werkelijkheid en het teken dat gebruikt wordt, in dit geval dus: het gebaar. Figuur 1 geeft daarvan een voorbeeld.

Figuur 1

Als je weet dat de twee handen en de beweging van die handen het vasthouden en draaien van een stuur voorstellen, is het niet zo moeilijk om te raden dat dit gebaar AUTO betekent. Het iconische element (stuur vasthouden) is in dit gebaar herkenbaar gebleven.

Van een deel van de gebaren gaat de iconiciteit in de loop der tijd verloren door aanpassingen en doordat mensen het iconische element niet meer herkennen. Toch zorgen juist de iconische aspecten in gebarentalen ervoor dat mensen die elkaars gebarentaal niet kennen, gemakkelijker met elkaar kunnen communiceren dan horende mensen met een verschillende gesproken taal. Een Duitser en een Chinees komen niet erg ver in hun conversatie als ze elkaars taal niet spreken. Maar een dove Duitser en een dove Chinees kunnen binnen een paar dagen of soms zelfs binnen enkele uren hun taal zo aan elkaar aanpassen dat ze toch kunnen communiceren. Dat zie je op internationale congressen waar veel doven zijn die daar ervaring mee hebben. Zij gebruiken dan International Sign(‘internationale gebaren’) dat veel meer iconische elementen bevat dan hun eigen conventionele gebarentaal en ze maken ter plekke afspraken (conventies) over de gebaren die zij gebruiken.

Gebarenruimte

Figuur 2

Gebaren worden gemaakt in de zogenoemde gebarenruimte (zie Figuur 2). In deze ruimte kunnen grammaticale relaties in een zin weergegeven worden. Op de website van het Nederlands Gebarencentrum is in de gebarendatabank een korte cursus basisgrammatica te vinden met enkele filmpjes. Een van die filmpjes laat zien hoe twee personen in de ruimte geplaatst worden en hoe de gebaarder kan aangeven wie wat doet of waar iets is. Dit ruimtegebruik is heel typerend voor gebarentalen. Het vormt tegelijkertijd een groot structureel verschil met gesproken talen, waarin dat plaatsen in de ruimte nu eenmaal niet mogelijk is. Zo kun je bijvoorbeeld laten zien of iets voor of na een gegeven gebeurtenis plaatsvindt: door de gebeurtenis links in de ruimte te positioneren, en het gebaar voor met de rechterhand naar het lichaam toe te gebaren. ERNA zou dan van het lichaam af gebaard worden.

Simultaan

Heel karakteristiek voor gebarentalen is ook het fenomeen simultaniteit: het gelijktijdig uitdrukken van meerdere grammaticale of lexicale elementen.

Figuur 3

Je kunt het gebaar KOFFIE (Figuur 3) maken met een neutrale gezichtsuitdrukking en dan betekent het: Ik wil koffie. Maar als je je gesprekspartner vragend aankijkt terwijl je koffie gebaart, dan verandert de zin in een vraag: ‘Wil je koffie?’ Mimiek en de stand van het hoofd of het lichaam geven ook andere grammaticale betekenissen aan, zoals voorwaardelijke bijzinnen (‘Als je nog tijd hebt, wil je dan koffie?’) of de indirecte rede (Hij zegt: ‘Ik wil wel koffie’).

De gelijktijdige uitvoering van mimiek en gebaren is mogelijk doordat gebarentalen gebruikmaken van de ‘visueel-manuele modaliteit’. Je communiceert met je handen, je gezicht én je lichaam. Bovendien kun je ze alle drie tegelijkertijd (simultaan) gebruiken. Gesproken talen worden in de ‘oraal-auditieve modaliteit’ uitgedrukt en waargenomen. De spreker gebruikt zijn stem en zijn mond. Hij kan daarmee tegelijk een klank vormen en die klank beklemtonen of een bepaalde intonatie meegeven, zoals bij een vraag.

Nederlands met gebaren

Het feit dat gebarentalen en gesproken talen verschillende modaliteiten gebruiken, maakt trouwens nog een andere unieke combinatie mogelijk: het tegelijkertijd spreken en gebaren. Dit wordt ook wel Nederlands met Gebaren (NmG) genoemd. NmG wordt gebruikt naast Nederlandse Gebarentaal (NGT). Bij NmG worden Nederlandse zinnen uitgesproken en tegelijk gebaren gemaakt. Meestal zijn dat werkwoordgebaren en inhoudgebaren. Doordat dove mensen ook altijd de gesproken taal leren – al is dat soms alleen in geschreven vorm – is er nauw contact tussen de twee talen Nederlands en ngt. Vooral in het contact tussen horenden en doven wordt vaak NmG gebruikt. De dove past zich aan door meer Nederlandse woorden te gebruiken bij het gebaren, en de horende past zich aan door de gebaren die hij of zij kent te maken tijdens het spreken. De voorbeelden hieronder laten een verschil tussen ngt en NmG zien. De hoofdletters geven de gebaren weer.

NGT: KOFFIE WILLEN?
Vertaling: ‘Wil je koffie?’
NmG: Wil je koffie?
KOFFIE

Dovenscholen

In Nederland zijn er zo’n 17.500 dove gebruikers van de Nederlandse Gebarentaal (NGT). Slechts vijf procent van de doofgeboren kinderen heeft ook dove ouders die hun kinderen zelf NGT kunnen leren. Vroeger leerden dove kinderen de gebarentaal op een dovenschool of van andere dove kinderen. Daar lag ook de bron voor de Dovencultuur en de Dovengemeenschap: de gezamenlijke ervaringen in de jonge jaren smeedden sterke banden voor het leven. Tegenwoordig zijn de technische hulpmiddelen om te horen zo goed dat veel dove kinderen het gesproken Nederlands redelijk tot goed kunnen verwerven. De meeste dove kinderen gaan dan ook naar het regulier onderwijs, en niet meer naar de dovenscholen. Mede hierdoor zou de ngt wel eens een bedreigde taal kunnen worden.

Behalve de doven zelf gebruiken ook hun familieleden de gebarentaal. De grootste groep is die van horende kinderen met dove ouders. Zij worden ook wel coda’s genoemd: child of a deaf adult (waarbij adult verwijst naar in elk geval één ouder of opvoeder). Zij leren zowel de gebarentaal als de gesproken taal als eerste taal en zijn dus tweetalig. Verder zijn er veel professionals in het onderwijs en de zorg en tolken ngt, die de communicatie ondersteunen tussen doven en horenden, en de NGT beheersen. NGT is momenteel een levende taal, die in steeds meer situaties gebruikt wordt.

Dus ja, je kunt alles in gebarentaal zeggen, sterker nog: het is een krachtige visuele taal, waarin bijvoorbeeld ook de prachtigste gedichten gemaakt worden.

Lees meer

Gebarentaal – De taal van doven in Nederland, van Liesbeth Koenen en anderen (2005) is een fraai en interessant boek dat veel informatie geeft over de Nederlandse Gebarentaal en de Dovengemeenschap. Ook is er het Van Dale Basiswoordenboek Nederlandse gebarentaal (2009) van Trude Schermer en Corline Koolhof (red.) met ruim 3000 standaardgebaren. Zie voor meer informatie de website van het Nederlands Gebarencentrum.